Schoolkeuze. Iedere ouder met een kind in groep 8 zal er wakker van liggen. Welke school heeft het beste leeraanbod? Welke school heeft een cultuur die het beste past bij je kind? Welke school bereidt je kind het beste voor op zijn toekomst? Deze vragen zijn extra lastig als de keuze niet heel reuze is. En voor ouders met een hoogbegaafd kind is dat helaas zo. Maar wacht, er zijn toch excellente scholen? Gymnasia die kinderen verheffen tot boven de Nederlandse zesjescultuur? Ja. Maar excellentieonderwijs en onderwijs voor hoogbegaafden zijn twee hele verschillende dingen.
Niet one-size-fits-all
Onder hoogbegaafden kun je verschillende types herkennen. Ja, het zijn net gewone mensen. Een veel gebruikte indeling zijn deze 6 types van Betts en Neihart (1998):
1. De succesvolle leerling: behaalt goede prestaties, vermijdt uitdaging, hecht veel waarde aan beloningen, heeft faalangst en is afhankelijk, wordt als een goede leerling beschouwd.
2. De uitdagende leerling: Is creatief, verveelt zich snel, is onstabiel, energiek en impulsief, houdt niet van autoriteit, is eerlijk en direct, wordt meestal als een uitdagende leerling beschouwd.
3. De onderduikende leerling: Wil graag bij de groep horen, is onzeker, kan onderpresteren, heeft een laag zelfbeeld, vermijdt uitdaging en is verlegen, wordt meestal als een rustige leerling beschouwd.
4. De opstandige leerling: Is gefrustreerd, depressief, heeft een slecht zelfbeeld, denkt onrealistisch, toont afkeer tegen autoriteit, hecht geen waarde aan beloningen, houdt van spanning en uitdaging, is creatief, isolerend, inconsistent, bekritiserend en heeft vele eigen interesses, is vaak een problematische leerling.
5. De dubbel-buitengewone leerling: Is aanstellend, toont intense woede, heeft een slecht zelfbeeld, is gevoelig voor ontmoediging, legt snel verbanden, loopt emotioneel achter, kan zeer goed problemen oplossen, houdt van complexiteit en werkt traag, wordt beschouwd als een ‘domme’ leerling.
6. De zelfstandige leerling: Is zelfverzekerd, zelfstandig, optimistisch, ondernemend, probeert veel uit, wil graag leren, heeft een afkeer van beperkingen en grenzen, heeft een hoge motivatie, is redelijk sociaal vaardig, zelfsturend en gedisciplineerd, wordt als een zelfstandige leerling beschouwd.
Elk type heeft zijn eigen-aardigheden en daarmee ook zijn eigen behoeftes aan leeraanbod en begeleiding van de school. Het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) heeft dat handig op een rij gezet in een overzicht. Voor wie dat fijner vindt om te lezen, heeft Eureka de types aan de hand van herkenbare beschrijvingen uitgelegd.
Uitblinken binnen de lijntjes
Veel van het onderwijs voor slimme kinderen is gericht op het zogeheten verrijken van het leeraanbod: extra stof dus. Traditioneel op het gymnasium met klassieke talen, of tegenwoordig ook op het technasium met het vak Opzet & Onderzoek. Een andere manier om de stof te verrijken is door het op een andere manier aan te bieden, bijvoorbeeld door tweetalig onderwijs of projectonderwijs.
So far, so good. Maar veel scholen met een dergelijk excellentieprogramma eisen dat slimme kinderen gemotiveerd zijn om de aangeboden stof te willen leren, inclusief het suffe stampwerk. Dat slimme kinderen al die hoeveelheid werk kunnen plannen en gestructureerd kunnen verwerken. En vaak mag een kind alleen dan aan een excellentieprogramma meedoen als het de juiste prestaties heeft laten zien. Goede cijfers dus.
Daarmee stelt het merendeel van het excellentieonderwijs in wezen een ingewikkelde kleurplaat voor: het is mooi, het is moeilijk, maar je moet wel binnen de lijntjes kleuren. Voor een ambitieus (type 1) of voor een autonoom hoogbegaafd kind (type 6) zal dit niet al te veel problemen opleveren. Maar wat nu als je meer op een van die andere vier types lijkt?
Hoogbegaafdheid is niet altijd een gave
Want er zijn ook nadelen aan hoogbegaafdheid. Wanneer je slimme hersenen zo slim zijn, dan is het domme hersengedeelte vaak minder goed ontwikkeld. Dingen waarvoor het handiger is om dat met je domme reptielenbrein te doen, zoals tafels of spellingsregels, of het ochtendritueel, die gaan met je slimme zoogdierenbrein niet zo goed af. Rijtjes Frans stampen of huiswerk plannen zijn daarmee de moeilijkste dingen die je een hoogbegaafde kunt voorschotelen.
En dan heb je ook nog eens die filosofische kernvraag die al het leren binnen de lijntjes in de weg staat: “Waarom?” Waarom moet ik dit leren? Wat is het nut dat ik dit weet? Waarom moet het op deze manier? Waarom zijn de bananen krom? Omdat ze op hun kop naar het licht toe groeien. Waarom is het gras groen? Omdat we chlorfyl onder de invloed van zonlicht verkleurt naar een kleur die we met zijn allen besloten hebben groen te noemen. Enzovoorts. Houd dat maar eens vol. Hoe lang duurt het totdat jij roept: “Omdat het zo is!”
Het verschil
Goed hoogbegaafdheidsonderwijs houdt met dat alles rekening. Niet kunnen of willen stampen wordt niet afgeschreven als ‘te weinig zitvlees voor het gymnasium’, of gebrek aan motivatie. Je begrijpt als docent dat je gewezen kunt worden op de gebrekkigheid van de vraagstelling van je toetsen of opdrachten, dat blijkt dat er ruimte voor interpretatie is voor andere uitwerkingen. Als coordinator begrijp je dat cijfers een externe motivator zijn, die voor vele hoogbegaafden nietszeggend is. Als mentor weet je dat hoogbegaafden vaak last hebben van perfectionisme, faalangst en sociaal wenselijk gedrag. Dat laatste heet vaak onderpresteren, maar eigenlijk is het conformeren aan de sociale norm. En word je als hoogbegaafde onderprikkeld om je eigen niveau te laten zien.
Dus ben je ouder van een hoogbegaafd kind en moet je met hem of haar een middelbare school uitkiezen? Laat je dan niet in de luren leggen door het zogeheten excellentieonderwijs. Want dat is vaak juist niet wat je kind nodig heeft.
Like this:
Like Loading...
Related
One thought on “Excellentieonderwijs vs. hoogbegaafdheidsonderwijs”