Mijn naam is Finkelstein en ik ben competitief. Ik ga voor het resultaat en dat is winnen. Als ik ergens aan begin wil ik de beste zijn, bij voorkeur met gemak ook. Maar dat is iets waar ik aan werk. Want Junior heeft namelijk totaal geen last van enige competitiedrang dan ook. Of een aangeboren sporttalent in het bijzonder. Dat vergt als ouder speciale zelfbeheersing aan de zijlijn. Ik durf in inmiddels wel te zeggen dat ik me redelijk kan inhouden. Dat doe ik zo.
Vermijd sporten met een competitief element
Er zijn genoeg sporten met weinig of geen wedstrijdelement. Individuele sporten waar het draait om het verbeteren van jezelf zijn daarin goede optie. Yoga, dans, hardlopen, atletiek, aikido, kong fu bijvoorbeeld. Niet alle vechtsporten zijn even geschikt, want behalve het halen van verschillende kleuren banden, moet je koter toch op een gegeven moment gaan sparren. Dat is natuurlijk een risicosituatie pur sang voor de competitieve ouder. Niet doen dus!
Besteed aanwezigheid aan de zijlijn uit
Wil je kind toch zo ontzettend graag op voetbal, hockey, tennis of ontkom je niet aan zwemles, probeer dan zelf die risicosituatie te vermijden door aanwezigheid aan de zijlijn uit te besteden. Zo deed ik boodschappen tijdens zwemles, en is de honkbaltraining van Junior goddank op opa-en-oma-dag. Misschien denk je als versbakken ouder dat je betrokken moet zijn en je kind moet supporten. Nee. Als competitieve ouder is dat een absolute no-no. Jouw ‘coaching’drills verlammen je kind in zij of haar angst om te falen. Werkt volledig averechts. Ik spreek uit ervaring. Je aanwezigheid tijdens afzwemmen, een thuiswedstrijd met kantinedienst of een uitwedstrijd met chauffeursdienst is meer dan genoeg. Wordt dan ook ineens veel meer op waarde geschat door je kids! Dus biedt jouw bso aan om de kids naar zwemles te brengen? Ik zeg: doen! Dan is die bijdrage voor de kinderopvang het ook ineens meer dan waard.
Geniet van je vrije tijd
Een kind als sporttalent, dat wil je helemaal niet. Weet je wat dat betekent voor je vrije tijd? Daar blijft helemaal niks van over: gewone training, selectietraining, trainingskamp, wedstrijden, nog meer wedstrijden… En jij als chauffeur maar rijden, brengen, halen. Als je dan nog eens twee kinderen op verschillende sporten of verschillende sporttijden hebt, is de boot helemaal aan. Nee, stiekem vind ik het wel best zo.
Focus op de inspanning, niet het resultaat
Zie sporten van je kinderen hooguit als een inspanningsverplichting, niet als een resultaatsverplichting. Het enige wat je van je kids hoeft te verlangen voor de enorme contributie, sportkledinguitgaven en uren aan lijdensweg langs de zijlijn, is dat ze hun best doen. Met dank aan het boek ‘how to talk to kids‘ krijg ik er nu best wat procesgerichte complimenten uit als: “Heb je je best gedaan vandaag? Dan kun je trots op je zelf zijn!” Of “Ben je tevreden over hoe je gespeeld hebt? Mooi!” Niet altijd even geloofwaardig, maar hee. Ik ben ook maar een competitief mens.
Met honkbalwedstrijden pers ik er soms gemakkelijk, soms wat moeilijker kreten uit als “Mooie swing!”, “Ooh bijna!” Of “Goeie poging” uit. En als het dan niet lukt, dan doe ik de Roosvicee reclame na en zeg bemoedigend: “Geeft niks hoor schatje, volgende keer gaat het vast beter.” Na afloop van een verloren wedstrijd focussen op wat er wel goed ging, gaat me ook steeds beter af. Tijdens Junior’s eerste seizoen in de Beeball Rookies hoorde ik de coach na afloop zeggen: “Jullie hebben goed gespeeld! Jullie hebben niet zo veel met de bloemetjes in het gras gespeeld, heel goed!” Nu kan ik zonder knarsetanden zeggen: “Ik zag dat je dubbelspel wilde spelen, dat had je goed gezien. Heel tactisch!”
Sporten met je kind is sporten voor je kind
Misschien heb je het ‘geluk’ dat je je kinderen met jouw sportactiviteiten inspireert om ook mee te doen. Laat dan je trainingsschema varen en pas je aan aan het vermogen van je kind. Want als je net als ik een volleerd Ipaddende bankhanger op sleeptouw neemt, dan wil je die niet afschrikken met 5 kilometer aan een stuk in een tempo van 11 kilometer per uur.
Als voorbereiding op de Rotterdam Marathon Kids Run van 1 kilometer ging Junior laatst met me mee. Hij verzwikte zowat binnen 2 minuten zijn enkel tijdens de warming up en zijn loopvorm was niet om over naar huis te schrijven. Hij hyperventileerde na 7 minuten en ik dacht dat we rechtsomkeert moesten maken. Maar ik geef niet zomaar op en ik vertelde hem wat hij kon doen om meer zuurstof te krijgen, hoe ons schemaatje er uit zag, vroeg hem om het tempo te bepalen en tot hoe ver hij dacht te kunnen rennen. Alles om zijn aandacht op de vooruitgang te houden. En zowaar, toen mijn app zei dat we 15 minuten bezig waren, ging het steeds beter en wilde hij zelfs doorlopen terwijl we mochten wandelen!
Dus peperde ik hem in: “Het maakt vandaag en volgende week niet uit of je nu langzaam of snel bent. Je doet het toch maar wel! En dat is meer dan de mensen die helemaal niet hardlopen kunnen zeggen”. En ben ik eigenlijk trotser op hem dan dat ik zou zijn op een sporttalent.
Die zijlijn, die kan ik dus wel aan!
xoxo – Irene